Situatie:
Corry, een intelligente vrouw van eind veertig is bij mij terechtgekomen voor coaching.
Mijn eerste indruk van haar is dat ze een stevige dame is die alles behoorlijk
op de rit heeft.
Ze vertelt dat ze vroeger door iedereen altijd als veelbelovend gezien
werd: zij zou het wel gaan maken in het leven.
Dat is anders gelopen.
Ze heeft weliswaar een leuke man, geweldige kinderen, ze is gezond, haar man heeft een goede
baan, het ontbreekt haar aan niets.
Eigenlijk zou ze helemaal tevreden moeten zijnmet haar leven.
Maar dat is ze niet.
Ze begint onrustig te verschuiven op haar stoel,als ze dat zegt.
Ik zie dat het haar moeite kost om die woorden uit te spreken en wil daar graag meer over weten.
Maar ik hou mijn mond en kijk haar verwachtingsvol aan.
Ze lijkt te wachten op meer reactie dan mijn blik, maar omdat dat uitblijft begint ze te vertellen.
Ze is opruimcoach en helpt mensen die een puinhoop van hun huis maken orde op zaken te stellen. Zeventien jaar geleden raakte ze in verwachting van hun eerste kindje.
Met haar man heeft ze afgesproken dat zij parttime zou gaan werken en voor het gezin zou zorgen.
Dat werd zeker noodzakelijk toen hun derde kindje beperkingen bleek te hebben.
Jarenlang focuste ze zich op het welzijn en de ontwikkeling van dit kind en met goed resultaat, zegt ze trots.
Haar werk raakte daardoor behoorlijk in het slob, net als haar gemoedstoestand.
Er waren wel periodes waarin ze leuke opdrachten had, alleen nam ze dan weer te
veel hooi op haar vork en liet het werk uit haar handen vallen.
Moe en gefrustreerd omdat ze zichzelf afhankelijk, niet productief en schuldig voelde; naar haar gezin, naar zichzelf.
Nu de kinderen oud genoeg zijn, wordt ze steeds bewuster van haar, voor haar gevoel, afhankelijke positie.
Ze is steeds meer moeder en huishoudster geworden, die ten dienste staat van man en kinderen.
De drie pubers willen niet dat hun moeder en voortdurend volgt, zij willen ook onafhankelijk van haar de wereld verkennen.
Maar omdat het zorgen en bemoederen zo’n stevig ingesleten gewoonte is geworden, kan ze het maar met moeite loslaten.
Terwijl ze best, net zoals haar man, een fulltime job had willen hebben, alleen door de beperkingen van hun derde kindje kon dat niet.
Iemand moest de touwtjes thuis in handen nemen.
De wens om meer te gaan werken wordt steeds sterker.
Ze wil nuttig en productief zijn.
Ze voelt ook dat haar man en kinderen eigenlijk niet willen dat ze meer gaat werken.
Die vinden het wel lekker zo, met een vrouw en moeder die voor alles thuis zorgt; aan haar behoeften denken ze niet.
Ze merkt dat ze ook bang is om aan haar wens om meer te werken gehoor te geven.
Ze twijfelt over alles, vooral over haar eigen capaciteiten en dat maakt haar onzeker.
Zo onzeker dat ze de rem zet op alles wat zou kunnen helpen om haar wens ten uitvoer te brengen.
Van thuis hoeft ze geen hulp te verwachten.
Ze slikt en zwijgt. Ze kijkt je afwachtend aan….
Lees mijn reactie in het artikel: